Bij dopen van kinderen zijn vaak ooms en tantes en soms oudere broers en zusters doopgetuigen. Het komt echter ook voor, dat grootouders en zelfs overgrootouders doopheffers zijn. Helaas wordt meestal de familierelatie van de dopeling en de getuigen niet vermeld. De pastoor van Nuland vermeldde die relatie vaak wel in het doopboek aan het eind van de 17e en begin van de 18e eeuw (DTB 1 Nuland), zoals bij de doop van Gerardus Spirinx op 25 september 1700:
Zijn doopgetuigen zijn Petronella Gerrit Janssen,avia (= grootmoeder) en Theodorus Spirinx, avus (=grootvader).
Bij de doop van Petrus Crijnen op 24 februari 1712 zijn Cornelis Crijnen, avunculus (= oom) en Catharina Caspers, avia (= grootmoeder) doopgetuigen:
:
Bij de doop van Adrianus Martens op 28 augustus 1712 zijn Theodorus Ariens, avus (= grootvader) en Gijsberta , de echtgenote van Gijsbertus Jan Martens, matertera (= tante) doopgetuigen:
Overgrootouders als doopgetuigen heb ik niet aangetroffen in het doopboek van Nuland, echter wel in de Nederduits-Gereformeerde doopboeken van Lith en Cuijk. Op 1 december 1765 is bij de doop van Jan Willem Daniel Versfelt te Lith zijn overgrootvader Gerrit de Raeff doopheffer (DTB 7 Lith):
Op 30 januari 1785 is te Cuijk Anna Theodora van Woelderen gedoopt (DTB 4 Cuijk). Doophefster is haar overgrootmoeder de weduwe Plencker geboren Brandt:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten